Op middelbare scholen in Nederland hoeven ouders en leerlingen meestal niet te betalen voor het onderwijs zelf. De overheid betaalt de scholen. Maar die betalingen zijn alleen voor de basisdingen, zoals lessen en boeken. Niet voor de extra dingen die het onderwijs leuker of beter maken.

Voorbeeld: We leren een nieuwe taal (Engels, Duits, Frans, Spaans) vooral uit boeken en in de lessen. Maar als we op excursie gaan naar het land waar die taal gesproken wordt, leren we veel meer. Dan zien we hoe mensen daar echt praten en leven.

Bij veel vakken doen we niet alleen theorie, maar ook praktijk. Wij vinden dat belangrijk, want dan onthouden leerlingen de lesstof beter. Voor die praktijkspullen betalen ouders vaak extra.

En soms betalen ouders voor praktische dingen op school, zoals het huren van een kluisje. Ook zijn de kosten voor kleine uitstapjes en excursies al inbegrepen in de schoolkosten. Zo hoeven ouders niet steeds apart geld mee te geven.

De schoolkosten zijn niet verplicht, maar ze zijn wel belangrijk voor goed onderwijs. We proberen de kosten zo laag mogelijk te houden.

We zorgen ervoor dat ouders niet te veel hoeven te betalen, omdat we als school ook investeren in dingen die anders duur zouden zijn. Bijvoorbeeld, we kopen klassensets van de Grote Bosatlas, woordenboeken voor Nederlands en de moderne vreemde talen, en leesboeken. Ook bieden we gratis hulp aan bij leren, zoals extra lessen en studievaardigheidstrainingen.

Elk jaar stemt een groep ouders in met de hoogte van de schoolkosten en hoe die zijn opgebouwd.